Objectief recht
- Gepubliceerd in Wetgeving
- Reageer als eerste!
Het recht zoals het algemeen geldt, los van de concrete situatie van het individu
Het recht zoals het algemeen geldt, los van de concrete situatie van het individu
vgl. Bepaalde islamitische landen
vb. Trouwen met Evi
Ethiek is een “praktische wijsbegeerte die zich bezighoudt met wat goed en kwaad is”
vb. Top-lonen bestuurders beursgenoteerde NV’s
vb. Vruchtgebruik langstlevende echtgenoot
vb. Incestverbod
= Op het snijvlak van recht & ethiek
= Niet afdwingbaar, maar kunnen worden nagekomen
vb. Betaling verjaarde schuld, betaling schuld na verschoonbaar-verklaring
Recht is een geheel van bindende regels …
… dat samenleven mogelijk maakt
(EXAMENVRAAG! Toon aan dat recht maatschappelijk is)
Casus
«Diamant is een wereldwijde business, Antwerpen is niet zo belangrijk »
Diamanthandel is belangrijk voor België, iemand is ontevreden over de status van de diamant
Recht wordt gebruikt om aan dit ongenoegen tegemoet te komen.
Recht verondersteld gezag
Artikel 35. De grondwet zegt dus dat de federale overheid enkel toegewezen bevoegdheden heeft en de deelstaten het residu. (omgekeerde van wat we dus juist gezegd hebben!). Deze wet moet goedgekeurd worden door een bijzondere meerderheidswet. Men moet dus een lijst opmaken met de toegewezen bevoegdheden van het federale niveau, en de rest is voor de gemeenschappen.
Nu is het omgekeerd, alles wat niet toegekend is gaat naar het federale niveau. De vraag is als men het zou doen zoals hierboven, of het naar de gemeenschappen of gewesten gaat (is in Vlaanderen niet zo’n probleem, wel in Wallonië). Men moet dus ook duidelijk maken welke residuaire bevoegdheden naar gemeenschap of naar gewest gaan.
Wat willen ze dan nog samen doen: buitenlands beleid, militaire beleid, misschien justitie, maar zeker niet meer sociale zekerheid. Alle Vlaamse partijen willen een duidelijker model.
Artikel 35 staat al lang in de grondwet, maar er is nog steeds geen werk van gemaakt, omdat Franstaligen er geen werk van willen maken.
Hetgene hieronder: niet zo correct, zie cursus pagina 202 en verder
Tot nu toe is artikel 35 dus nog altijd niet gerealiseerd en hebben de deelstaten toegewezen bevoegdheden en het federale niveau volheid van bevoegdheid.
Nog altijd veel conflicten hierover naar arbitragehof. Het is ook belangrijk om stil te staan hoe grondwettelijk hof hiermee omgaat. Het blijkt dat grondwettelijk hof de bevoegdheden van de deelstaten ruim gaat interpreteren. Uitzonderingen worden altijd beperkend geïnterpreteerd – arbitragehof is het hier niet mee eens. Arbitragehof zegt dat men de toegewezen bevoegdheden ruim moet interpreteren en de uitzonderingen die toegewezen zijn voor federaal niveau restrictief moet interpreteren. Dus hetgene wat voor het federale niveau is, wordt beperkend geïnterpreteerd. Hof probeert orde te brengen.
Deelstaten willen zelfs materie afstaan, zo lang dat de pakketten die ze krijgen maar homogeen zijn.
Verticaliteitsbeginsel
verschanste bevoegdheden
beperkte constitutive autonomie
fiscale autonomie
Het gaat hier over de manier waarop men de bevoegdheidsverdeling heeft doorgevoerd. Er zijn verschillende principes die men hier kan gebruiken. De vraag is hoe men het in België heeft gedaan. In de meeste staten werkt men met het principe van de concurrerende of gedeelde bevoegdheden.
Centripetaal: van onafhankelijke staten een eenheidsstaat maken – het Duitse model. In zo’n model krijgt de federale staat de toegewezen bevoegdheden. Deelstaten hebben dan het residu. Europa, VS: ook zo’n modellen. Europa krijgt de toegewezen bevoegdheden en de deelstaten het residu. Deelstaten beslissen dus om deel van bevoegdheden af te staan.
In België omgekeerd: het federale niveau heeft bevoegdheden afgestaan aan de deelstaten (centrifugaal). Hier hebben de deelstaten de toegewezen bevoegdheden en de federale overheid het residu. Het federale niveau heeft volheid van bevoegdheid: alles behalve wat toegewezen is aan deelstaten.
Het eerste verschil in België is dus dat van de toegewezen bevoegdheden die de deelstaten hebben. (bijna alle andere federale staten werken met het ander model).
Europa, of de meeste andere federale staten, werken met gedeelde of concurrerende bevoegdheden. Dit zijn bevoegdheden die in het verdrag/grondwet zijn toegewezen aan het federale niveau, maar die de deelstaten ook kunnen uitoefen zolang het federale niveau (of Europa) die bevoegdheden niet naar zich toe trekken. Meerdere instanties zijn dus bevoegd voor dezelfde materie.
Dit principe is iets dat men in België koste wat kost heeft willen vermijden. In plaats hiervan werkt België met exclusieve bevoegdheden. (= verschil 2)
Sleutelwoord is autonomie van de gemeenschappen en gewesten.
Het Belgische model is gegroeid uit verzet (vooral van de Vlamingen), vraag naar meer autonomie; autonomie voor de deelstaten. De kenmerken van de bevoegdheidsverdeling hebben allemaal te maken met het idee van autonomie.
Wetgevende bevoegdheden
Deelstaten hebben wetgevende bevoegdheden. Decreten staan op hetzelfde niveau van wetten. Dit ligt in het verlengde van de vraag naar meer autonomie: instrumenten staan op zelfde niveau en kunnen dus niet gecontroleerd worden. Deelstaten wilden absoluut vermijden dat decreten hiërarchisch ondergeschikt waren. Strijdigheid kan dus niet opgelost worden door normenhiërarchie, maar moet opgelost worden door arbitragehof (of grondwettelijk hof). Het betekent ook dat de deelstaten wetten kunnen wijzigen: als het gaat om overgedragen bevoegdheden. Dus ze kunnen enkel wetten wijzigen van overgedragen bevoegdheden (die nog maar kort zijn overgedragen). Zo lang deelstaten dan zelf niets regelt, gelden de wetten, maar de deelstaten kunnen dus die wetten wijzigen.
exclusieve bevoegdheden
Toegewezen bevoegdheden zijn bijna altijd exclusieve bevoegdheden. Deze zijn dan gedeeld, parallel, of beperkt (=oneigenlijke exclusieve bevoegdheden of raamwetgevingsbevoegdheden).
artikel 170: gaat over de bevoegdheid van de gewesten om belastingen te heffen. Gewest kan geen belasting heffen op een materie, als er al een federale belasting bestaat. Gewest kan dus wel belastingen heffen op een materie waarop het federale niveau niet heft. Maar als federale niveau dan ook belastingen heft op die materie, moet het gewest zich terugtrekken.
Men spreekt over exclusieve bevoegdheden als er 1 wetgever, 1 niveau bevoegd is voor de materie. Hier geldt dan ook het principe van de normenhiërarchie. Voor een bepaalde materie is altijd maar 1 niveau bevoegd, er kunnen voor 1 materie nooit 2 niveaus verantwoordelijk zijn.
De redenen waarom België hier voor gekozen heeft:
1. heeft te maken met autonomie. De autonomie van de deelstaten wordt benadrukt doordat de bevoegdheden van de deelstaten exclusief zijn.
2. om conflicten te voorkomen. Maar dit klopt niet, want de bevoegdheidsverdeling is bijzonder complex: men heeft geen homogene bevoegdheidspakketten. Het systeem blijkt dus meer conflicten te genereren dan gedacht. Soms is het moeilijk te zeggen wie bevoegd is.
Bijvoorbeeld bemesting: mest moet kwijt geraakt worden, vroeger gebruikte men mest op de akkers. Maar overbemesting bracht bepaalde risico’s met zich mee (schade gezondheid). Er moest daar dus iets aan gedaan worden. Vraag is wie dit probleem dan moet aanpakken? Landbouw gewesten of volksgezondheid federaal niveau of leefmilieu behoort deels tot deelstaten, deels tot federaal … dan is het dus aan het arbitragehof om de knoop door te hakken. Arbitragehof heeft hier gezegd dat een zaak is van landbouw, dus gewesten. Arbitragehof gaat hier op zoek naar het sterkste aanknopingspunt (hier dus landbouw).
Nog zo’n voorbeeld is kansarmoede. Dit heeft raakvlakken met sociale zekerheid federale niveau, maar het heeft ook raakvlakken met gelijke kansen op beide niveaus en heeft ook raakvlakken met personenbeleid gemeenschappen. Arbitragehof heeft hier weer gemeenschap aangeduid. (bevoegdheden deelstaten ruim zien)
Er zijn verschillende soorten exclusieve bevoegdheden:
- gedeelde exclusieve bevoegdheden:
Dat gaat over een materie zoals bijvoorbeeld landbouw: bepaalde aspecten worden overgedragen aan gewesten en bepaalde aspecten blijven bij federale niveau. Dit heeft natuurlijk bepaalde gevolgen.
Artikel dat betrekking heeft op landbouw: art 6, paragraaf 1 van BWHI. Er staat hier ‘landbouw beleid onverminderd de federale bevoegdheid’ hier zie je dus dat niet alles is overgedragen. Voedselcontrole blijft bij federale niveau, want dit hangt vast met volksgezondheid (+ overal zelfde kwaliteit in land).
Artikel 4: culturele aangelegenheden, onderwijs en taal
Artikel 5: persoonsgebonden aangelegenheden.
Artikel 5.2.6: bijstand aan personen – de jeugdbescherming. ‘met uitzondering van’ – geen integrale overdracht van bevoegdheden. Jeugdbescherming heeft te maken met allerlei maatregelen rond jongeren, dat gaat van jeugdbewegingen (decreten) tot aanbieden van een therapeutisch aanbod tot het recht op ouderlijke bescherming tot het hele strafrecht (jeugdsanctierecht). Alles wet met burgerrecht en strafrecht te maken heeft, blijft bij federale staat.
Is begeleiding van jongeren nu iets dat behoort tot personenbeleid of is het een soort van alternatieve maatregel voor federale niveau. Arbitragehof heeft het aan gemeenschappen toegewezen, maar het hangt heel erg nauw samen met federale niveau, dus impliciete bevoegdheid.
De complexe bevoegdheidsverdeling komt er door niet-homogene bevoegdheidspakketten en bevoegdheden die raakvlakken hebben met de 2 niveaus.
Onthaal van vreemdelingen: is een zaak van de gemeenschappen. Dit gaat over bijvoorbeeld inburgeringsdecreet. Maar alles wat te maken heeft met toegang tot grondgebied van vreemdelingen heeft te maken met het federale niveau.
Brussels onthaalniveau voor anderstalige nieuwkomers = BON. Men creëert hier een instelling (want Vlaanderen wel bevoegd voor instellingen – zie eerder). Men gaat ervoor zorgen dat mensen zich daar aanbieden enz. in Brussel kan men mensen niet verplichten tot een inburgering, in Vlaanderen kan men dat wel.
Leefmilieu (art 6) en waterbeleid. De federale overheid is bevoegd gebleven voor hetgene wat met volksgezondheid te maken heeft (zie artikel).
Het begin en einde van de leerplicht: dit is federaal gebleven.
Franstaligen wilden naar leerplicht vanaf 5 jaar (leerplicht naar beneden halen), zodat meer kinderen naar school zouden moeten gaan en ze dus meer geld zouden krijgen. Maar Vlamingen zijn daar niet voor, want kinderen gaan in Vlaanderen bijna allemaal vanaf 3 jaar naar school (in Wallonië is dit niet zo). (is dus niet gebeurd)
- parallelle bevoegdheden
Dit zijn ook exclusieve bevoegdheden, deze worden ook vaak als instrumentele bevoegdheden beschreven. Als men onderzoek wil doen naar bvb onderwijs, dan is dat bevoegdheid van Vlaanderen. Elk heeft dus op zijn domein de bevoegdheid om wetenschappelijk onderzoek te doen. Een voorbeeld waar onduidelijkheid over bestaat is ontwikkelingssamenwerking. Het is ook de bedoeling dat dit een parallelle bevoegdheid wordt. Bijvoorbeeld ivm scholen gewesten, ivm personen gemeenschappen, ivm opleiding politie federaal.
(Vervoer is ook zo’n voorbeeld: het is in handen van de gewesten, maar verkeersreglement en boetes innen zijn federaal. ) VRT, media, de Lijn (gemeenschap is bevoegd voor cultuur). Het gaat om bevoegdheden die ze allemaal hebben, maar elk voor hun domein.
- Raamwetgevingsbevoegdheden
Federale overheid heeft de bevoegdheid om de grote lijnen te schetsen, wetgeving uit te schrijven met bepaalde normen; de invulling laat men over aan de deelstaten. Bvb brandbeveiliging: federale wetten geven raamvorming en gemeenschappen zouden deze kunnen vertalen naar rusthuizen, en gemeenschappen zouden dat kunnen vertalen (in decreet zetten) voor campings. Hier is het al moeilijk om te zeggen dat het exclusief is. Het gaat eerder om een gedeelde materie, het hangt tussen exclusief en gedeeld in.
Brusselse gewest heeft de zelfde bevoegdheden als de andere gewesten. Dit is een hele discussie geweest, want Brussel is zoveel kleiner dan de andere 2 gewesten (Vlaanderen was tegen volwaardig Brussels gewest).
Theoretisch zijn er aantal verschillen tussen decreten en ordonnanties, maar in praktijk niet. Er is nevengeschiktheid! Geen normenhiërarchie. Een ordonnantie kan ook getoetst worden door grondwettelijk hof, en kan getoetst worden aan verdragen (net zoals bij decreten dus). Maar de ordonnanties kunnen daarnaast ook getoetst worden door de gewone rechterlijke macht en door de Raad van State (voor de rest van de grondwet, waarvoor Grondwettelijk Hof niet bevoegd is + voor bijzondere wet voor Brussels gewest (Brusselse instellingen)). Raad van State kan in geen geval de ordonnantie nietig verklaren. Je krijgt hier dus een heel eigenaardige mix. In praktijk worden die administratieve controles niet tot nauwelijks uitgeoefend.
Ordonnanties kunnen ook gecontroleerd door de federale regering als het gaat om ruimtelijke ordening, vervoer en ?. Met die zaken die dus zeer erg samenhangen met de hoofdstedelijke functies van Brussel. Voor deze zaken kan federale regering bvb zeggen ‘lijkt ons geen goede beslissing, we gaan eerst in overleg gaan’. Hier wordt ook geen gebruik van gemaakt.
Agglomeratie
Agglomeraties treden op door middel van administratieve besluiten. Zit ergens tussen gemeentelijk en provincie niveau in
Vlaamse en Franse Gemeenschap
Door middel van decreten + rest zie ppt
Dus in Brussel: gemeentelijke besluiten, wetten, administratieve besluiten, decreten, ordonnanties
Federale overheid
Voor de residuaire communautaire aangelegenheden is de federale overheid nog bevoegd (bevoegdheden waarvoor de Franse of Vlaamse gemeenschap niet bevoegd is).
Federale regering is bevoegd gebleven voor bicommunautaire culturele instellingen en dit wordt geregeld bij wijze van wet.
Federale overheid is ook bevoegd voor onderwijs en cultuur die personen rechtstreeks raakt. Normaal is onderwijs gemeenschapsniveau – Nederlandstalig onderwijs is bevoegdheid van Vlaanderen en Franstaligen van Wallonië. bicommunautaire scholen (wat niet bestaat), is een federale aangelegenheid. Thuisonderwijs: federale overheid is hier voor bevoegd.
Vlaanderen is bevoegd voor unicommunautaire instellingen, niet voor personen, dus niet voor de personen die beslissen thuis onderwijs te volgen. Valt dus onder de bevoegdheid van het federale niveau.
Gebruik van talen is ook een communautaire aangelegenheid, valt onder bevoegdheid van Vlaamse gemeenschap. Dat heeft men in Brussel onttrokken aan de gemeenschappen, doordat er 2 talen zijn. Het gebruik van talen is gereglementeerd en het gebruik ervan wordt dus federaal geregeld.
Gemeenschapscommissies + cocof
Art 135 + 128 =
Gemeenschappen zijn bevoegd voor unicommunautaire instellingen (ENKEL instellingen!). Wat is er niet toegewezen aan de gemeenschappen? De bicommunuataire instellingen EN personen. Dit is het residu. Dit behoorde vroeger toe aan het federale niveau. Nu zegt men dat we in Brussel instellingen gaan oprichten die de bevoegdheden die niet zijn toegewezen gaan uitoefenen, maar alleen inzake persoonsgebonden aangelegenheden.
De bicommunautaire culturele instellingen zijn nog in handen van de federale niveau, de bicommunautaire PERSOONSGEBODNEN instellingen wou men overhevelen aan Brussel. (want die weten beter wat de bevoegdheden van de mensen zijn). Maar door grenzen van artikel 39, gaat men dit toewijzen aan agglomeratieorganen.
Deze gemeenschapscommissies zijn het antwoord op artikel 135.
Ze houden zich bezig met communautaire aangelegenheden.
Er zijn 3 commissies (Vlaamse – cocon , Waalse- cocof en gemeenschappelijk - cococ). Er moet een onderscheid zijn tussen cocon en cocof enerzijds en het het cococ anderzijds.
Dit zijn een soort van hulporganen voor de Vlaamse en Waalse gemeenschap. Zij vertegenwoordigen in Brussel de gemeenschap. Zij treden daar op als inrichtende macht. Voor musea, cultuur, onderwijs (unicommunautair) is cocon bevoegd.
Het cocof oefent dus de bevoegdheden uit die door de Franse gemenschap zijn overgedragen en wel bij wijze van decreten (?).
Het cococ valt eigenlijk samen met Brusselse gewestorganen, het is dat cocof dat instaat voor de bicommunautaire persoonsgebonden aangelegenheden. Zij nemen hier ook beslissingen over bij wijze van ordonnanties. Men spreekt dan over communautaire ordonnanties (de andere ordonnanties zijn gewestelijke ordonnanties). (?)
Artikel 138 grondwet
Deze zijn behouden. Men had even goed deze bevoegdheden kunnen afstaan aan gewestorganen. Maar het wordt dus behouden, er is een agglomeratieraad en een agglomeratiecollege. Het parlement wordt de agglomeratieraad: 89 leden. Het agglomeratiecollege zijn de leden van de regering. Men geeft dus de bevoegdheden eigenlijk toch aan dezelfde organen, maar men schaft ze wel niet af, wat raar is. Ordonnanties door gewestelijke organen en administratieve besluiten door agglomeratie (?).
Waarom dan niet gewoon laten vallen? Door artikel 39. Dit artikel zegt ‘wij creëren gewesten’, maar de uitwerking ervan laten we over aan een bijzondere meerderheidswet, aan de bijzondere wetgever (welke bevoegdheden, hoe instellingen eruit zien).
Wel 2 voorwaarden: leden verkozen + er mag in geen geval communautaire bevoegdheid gegeven worden aan gewest. Ondertussen houdt men hier (communautaire bevoegdheden) al lang geen rekening meer door artikel 138.
Vroeger wou men wel nog rekening houden met artikel 39 (en dus geen communautaire bevoegdheden). Men heeft dit dan opgelost door de communautaire bevoegdheden over te dragen naar de agglomeratie-organen in plaats van de gewestorganen. Dit is dus de reden waarom het agglomeratieniveau behouden bleef.
De gewestelijke bevoegdheden worden overgedragen aan de gewestorganen.
Parlement: 89 leden die rechtstreeks verkozen worden. (begin jaren 2000 van 72 naar 89). 17 Nederlandstaligen en 72 Franstaligen: staat vast. Vroeger stond dit niet vast. Het cijfer Nederlandstaligen zou dalen en men was bang dat men de Nederlandstaligen in Brussel niet meer zouden kunnen representeren. Dit is discussie geweest: Fransen akkoord voor een vast aantal Nederlandstaligen als aantal parlementsleden ook stegen naar 89 (behouden dan meerderheid).
Regering Brussel: 2 Nl en 2 Fr + 1 Minister-president: is altijd Franstalig
3 Staatssecretarissen. Je hebt normaal nooit staatssecretarissen op gewestelijk niveau, behalve in Brussel. Waarom? Omdat er een oververtegenwoordiging is van Vlamingen in de regering dus staatssecretarissen.
Samenstelling: zie powerpoint: Picqué, Vanhengel, Grouwels, Huytebroeck, Fremault.
Staatssecretarissen hebben geen zelfstandige portefeuille en maken ook geen deel uit van regering: ze worden toegevoegd aan de ministers. Ze krijgen dus een deel van autonomie, doordat minister deel van bevoegdheid overhevelt, maar alles blijft finale verantwoordelijkheid van minister.
Wie oefende er bevoegdheden uit voor 1989?
In 1988-1989 is Brussel een gewest geworden.
Wat bestond er in Brussel voor het een gewest werd?
Brussel was verdeeld in 19 gemeenten. Het federale niveau oefenden daar de gewestelijke bevoegdheden uit.
Gemeenschap is een mix van persoonsgebonden en territoriale eenheid. Dus Vlaamse gemeenschap is bevoegd voor gemeenschapsbevoegdheden in Brussel: voor de Nederlandstalige gemeenschap in Brussel. Maar men wil geen opdeling van de bevolking in Brussel, dus Vlaanderen kan enkel decretaal optreden zover het over instellingen gaat en niet als het over personen gaat. Vlaanderen dus enkel bevoegd voor unicommunautaire instellingen in Brussel.
Sociale zorginstelling (voor oudere hulpbehoevende Vlamingen) Vlaanderen kan dit niet realiseren in Brussel. Behalve als ze dat doen via het creëren van instellingen. Bijvoorbeeld door zorgkas te creëren. Een ander voorbeeld: theaterinstellingen in Brussel worden bijvoorbeeld geregeld door Vlaanderen (klopt ook, want het is dan Nederlandstalig theater).
Agglomeratie (artikel 165 GW)
in Brussel had men een agglomeratie van gemeenten.
Men had veel gemeenten (19), men vond dat te veel van het goede: daarom mogelijkheid geven aan gemeenten om samen te werken = agglomeratie. Ondertussen is dit wel verdwenen, omdat men eind de jaren 70 een groot aantal fusies heeft gedaan.
Dit ging dan bijvoorbeeld om ophalen vuilnis, brandweer enz: dat doen de gemeenten gemeenschappelijk.
De federale overheid was bevoegd voor federale aangelegenheden, voor gewestelijke aangelegenheden in Brussel en voor residuaire bevoegdheden (??). Bijvoorbeeld de bicommunautaire instellingen zijn nog in handen van het federale niveau (tweetalig).
Wat verandert er na 1989?
Brussel is een gewest geworden. De gewestelijke bevoegdheden komen nu in handen van de gewestelijke organen.
Het provinciale niveau verdwijnt ook. Brussel is onttrokken aan provinciale indeling.
Brussel zou beter zelf de persoonsgebonden taken doen (niet culturele, blijft federaal). De vraag is dan aan welke instellingen men dit zal overdragen?
Men wou dit eerst overdragen aan de gewestinstellingen. Men heeft dan de communautaire bevoegdheid die federaal was, overgeheveld aan gewestinstellingen die men gesplitst heeft in gemeenschapscommissies.
Er is momenteel een rel tussen Kris Peeters en Reynders om wille van buitenlandse zaken. Economie is een zaak van de gewesten, maar buitenlandse zaken zijn een federale aangelegenheid. Reynders is bezig met een soort van herfederalisering, en Kris Peeters is hiervoor naar de Raad van State getrokken.
Waarom hebben we nog een federale minister van economie als het een gewestelijke bevoegdheid is? Omdat er nogal veel uitzonderingen zijn. Er zijn geen homogene bevoegdheidspakketten.
Er is maar 1 materie waar het duidelijk is: onderwijs.
Vande Lanotte is ook de minister van de Noordzee.
Energiebeleid zit ook gespreid tussen federaal niveau en niveau van de gewesten. Als West-Vlaanderen bijvoorbeeld windmolens wil zetten is er een vergunning nodig door Vande Ldanotte.
Ander voorbeeld: Onkelinx is minister van volksgezondheid, terwijl bepaalde aspecten van gezondheid de bevoegdheid zijn van de gemeenschappen (persoonsgebonden).
Een deel van de 6de staatshervorming zou moeten zijn om homogene bevoegdheidspakketten te creëren, maar eigenlijk wordt het alleen nog maar complexer. Wat er nog ter discussie staat bij 6de staatshervorming is dat rusthuizen, long-care zorgen enz zou overgedragen worden naar de gemeenschappen. Er zou bij de 6de staatshervorming voor 17 miljard euro worden overgedragen (want financiering wordt tegelijk mee overgedragen). Soms gaat men wel maar een deel van de financiering overdragen.
Landbouw is overgedragen naar gewesten, maar is er is nog altijd een federale minister van landbouw.
Artikel 5 (bevoegdheden gemeenschappen) en 6 (bevoegdheden gewesten) grondig lezen!
Maar dus ook een aantal uitzonderingen bij landbouw ‘onverminderd …’
Men wil loopbaanonderbreking veranderen. Maar daarnaast wil men de loopbaanonderbreking, behalve voor de ambtenaren, overdragen. (?)
Mobiliteit is 1 van de grote discussies geweest met de 6de staatshervorming. Vlaanderen wou zelf snelheden op secundaire wegen bepalen. Minister van mobiliteit in Vlaanderen = Crevits
Gewesten zijn bijvoorbeeld bevoegd om flitspalen te zetten, om bepaalde wegen te beheren. Maar de boetes worden federaal geint.
Met de staatshervorming zou weer een deel overgaan naar gewesten: zelf snelheid bepalen (?)
Samenstelling Vlaamse regering
Zie powerpoint
Buitenlands beleid, mobiliteit, volksgezondheid, energie, komt allemaal terug.
Onderwijs is het enige waar bevoegdheidsverdeling duidelijk is: quasi alles is overgedragen.
Samenstelling Franse regering
7 ministers – zie powerpoint
Waalse regering
8 ministers – zie powerpoint
volksgezondheid staat hier (bij gewest dus). Normaal is dat een gemeenschapsbevoegdheid. In Vlaanderen is er geen probleem, want er is geen onderscheid meer tussen gemeenschap en gewest, maar Wallonië maakt wel nog een onderscheid.
Hoe kan dat? Franse gemeenschap kan bepaalde zaken overdragen aan Waalse gewest (artikel 138)
Duitstalige gemeenschap
Toerisme gebeurt niet door gemeenschap, is normaal voor gewest, maar artikel 139!
Immuniteit = je kan niet gestraft worden voor je mening in het uitoefenen van je functie.
De Vlaamse regering mag ten hoogste 11 leden tellen enzovoort, zie artikel zelf (art 63 BWHI) – zie hieronder
Maar in werkelijkheid is er een verschil. Want de parlementen kunnen zelf bij decreet het aantal leden wijzigen. Ze zijn dus een beperkte constituante. Normaal gezien kan dit niet: deelstaten hebben geen grondwettelijke bevoegdheden, dat zijn federale instrumenten. Het federale niveau beslist normaal hoe het grondwettelijk systeem voor de gemeenschappen en gewesten eruit ziet. Maar er is een uitzondering voor bepaalde zaken, bijvoorbeeld voor het kiessysteem. Zo heeft Vlaanderen kiesdistricten vergroot, en Wallonië niet.
Federale: max 15 nu 13 (paritair)
Vlaamse regering heeft er 10 (max 11) (minstens 1 moet zijn woonplaats in Brussel hebben)
Franse regering: max 8, nu 7 (minstens 1 uit Brussel)
Waalse regering: max 9, nu 8
Brusselse regering: 5
Duitse regering: minimum 3, nu 5
VB : art 103 decreet van de vaamse gemeenschap van 1998 betreffende onderwijs